De geschiedenis van
Dispuut Odin
De oprichting
In 1962 begint het allemaal.
Een groep vrienden (Piet Aarts,
Theo Aerts, Hans den Bieman, Ad
Derwig, Pieter van Exel, Theo
Heisterkamp, Ignaas van Kooten,
Eugene van Thiel, Gerard Vinke
en Gerard van den Bergh) voelde
zich geen van allen thuis bij de
gevestigde orde van disputen,
maar ging wel vaak met elkaar
om. Ter gelegenheid van het
zevende Oloflustrum werd
besloten om onder één naam mee
te doen aan alle festiviteiten.
Dit werd, na een aantal andere
namen overwogen te hebben, Odin.
De samenwerking beviel zo goed
dat besloten werd om ook
daadwerkelijk een dispuut op te
richten
Na de feitelijke oprichting op 2
mei 1963 wilde men natuurlik ook
erkend worden. Dit proces werd
versneld door dat Piet Aarts in
'64 Praeses Senatus werd. En in
die functie zat hij de ALV voor
waarbij dispuut Odin erkend
werd.
De oorsprong
De naam van het dispuut was
bedacht door Hans den Bieman,
die inspiratie vond in de Noorse
mythologie, waar ook St. Olof
gebruik van maakt. De namen voor
de verschillende functies binnen
het dispuut zijn hier dan ook op
terug te voeren: Hermod, zoon
van Odin en boodschapper van de
goden; Munin en Hugin, de twee
raven die Odin bijstaan en
symbool staan voor geheugen en
verstand; Bragi Zoon van Odin en
Zanger der goden. Hans was ook
de schrijver van het
dispuutslied, dat als melodie
een Spaanse Corrida-deun
meekreeg, omdat in die
tijd(1962) het Corps lustrum
vierde in Spaanse stijl. |
|
|
|
|
Sigarenactie van Prof. van
den Eerenbeemt
In de maanden voorafgaand
aan het dispuutslustrum, was er
binnen de vereniging een actie
opgestart om een nieuwe
sociëteit te financieren. De
motor achter deze inzameling was
professor Van den Eerenbeemt.
Hij wilde ervoor zorgen dat de
Tongerlose Hoef, een monumentale
boerderij, behouden kon blijven
en wel als nieuwe sociëteit van
het Corps. Er werd door hem een
aantal weddenschappen op touw
gezet, waarbij het er om ging
wie het meeste geld
binnenhaalde: de leden van Olof
of hijzelf. Dit geld moest
binnenstromen door de verkoop
van abonnementen op een
wetenschappelijk tijdschrift en,
in tweede instantie door de
verkoop van sigarenplanken,
gevuld door de sigarenfabrikant
Van Susante. Als tegenprestatie
van zijn kant stelde de
professor in totaal zo'n 500
liter bier beschikbaar; van
Olofs kant verwachte hij bij
verlies honderd liter bloed voor
het Rode Kruis. De inzet werd
tussentijds nog verhoogd tot 750
liter bier en 150 liter bloed,
nadat een eerste weddenschap
gewonnen was door professor Van
den Eerenbeemt. Na afloop van de
gestelde termijn voor de tweede
weddenschap was de opbrengst
dusdanig hoog, dat er zowel
bloed als bier gedoneerd ging
worden. Het dispuut Odin had de
meeste sigarenplanken verkocht,
door vlak voor sluitingstijd nog
een flink aantal verkochte
planken aan te brengen en
hiermee Iduna nipt voorbij te
streven. Als beloning verwierf
het dispuut een eigen
oude-ballen-stoel, die nog
steeds dienst doet als
Hermodstoel.
De dinsdagavond 2 mei 1967 werd
één van de hoogtepunten uit he
bestaan van het Corps. Ongeveer
dertig Rode Kruismannen en
-vrouwen stonden met hun
materieel gereed toen de eerste
twintig Corpsleden uit hun aders
bloed doneerden. Sfeer vulde de
sociëteit. Zachtjes doch
duidelijk hoorbaar zongen zij
het Asgardlied. In deze
ogenblikken voelde men duidelijk
de hartslag van het T.S.C. St.
Olof. Na een grandioze actie nu
een halve liter bloed van elk
Corpslid. Voor de meesten was
het overigens de eerste keer dat
zij bloed afstonden. Hier en
daar moest het Rode Kruis
flauwgevallenen bijstaan. Doch
alles ging gewoon door. Een
lange rij wachtenden gaf
uitzicht op de benodigde 150
liter bloed. Het lustrerende
dispuut Odin, reeds in
avondkleding gestoken, stond
voor zijn receptie in zijn
geheel bloed af.
De leden gingen dus in rok en
vol goede moed naar Asgard om
daar een volle pint bloed af te
staan en vervolgens het tekort
aan bloed weer aan te vullen met
bier. Logisch gevolg was dat nog
tijdens de avond een aantal
leden tegen de vlakte ging of in
slaap viel op één van de
aanwezige veldbedden... |
Dochterdispuut Punch
Odin had een goede relatie
met A.T.O.O.M. of voluit Allen
Tezamen Onder Olofs Mantel. Dit
was de vrouwelijke tegenhanger
van Olof die uitsluitend uit
vrouwen bestond. Op een gegeven
moment stapten een aantal van
deze vrouwen uit de vereniging
en wilden een nieuw dispuut,
dispuut Punch. Het was dan ook
niet verwonderlijk dat zij
daarbij de steun zochten van
Odin, waarmee zij een soort
strategische alliantie sloten.
Zodoende werd dispuut Punch
opgericht op 30 maart 1967, het
dochterdispuut van Odin.
Consul Vrijmoed
Vrijmoed was de naam van een
jeneverdistilleerderij in
Schiedam, waar het dispuut een
aantal keren grandioos ontvangen
is. Dit gebeurde op persoonlijke
uitnodiging van de eigenaar van
het bedrijf, Fred Vrijmoed. Deze
uitnodiging had het dispuut te
danken aan zijn neefje Harry
Bolsius, lid van het dispuut,
die hem had weten over te halen
zijn vrinden te ontvangen. De
bezoeken werden natuurlijk
ruimschoots overgoten met
jenever, maar ook inwendig werd
het dispuut goed verzorgt met
een goede hap in éen van de
kroegen van Katendregt. Naast de
bezoeken werd er regelmatig een
lading jeneverkruiken afgeleverd
bij het dispuut en kon men
tijdens zeilweekends bij hem in
de achtertuin grenzend a aan de
Nieuwkoopse Plassen kamperen.
Dit maakte de waardering voor
hem alleen maar groter. Om hem
te eren voor al die goedgeefse
gastvrijheid gaf het dispuut hem
de eretitel "Consul te Schiedam
van het dispuut Odin". Tot begin
jaren zeventig kwam het dispuut
nog regelmatig bij hem langs
maar na de verkoop van zijn
bedrijf begin jaren zeventig
kwam daar de klad in. Onze
Consul is in oktober 2000 op
84-jarige leeftijd overleden. |
|
|
|
|
De Mimir
Vanaf de oprichting waren de
Odinezen al wijnliefhebbers en
veelvuldig werd er dan ook van
het kostelijke vocht geproefd.
Dit gebeurde vaak bij de
leverancier in een proeflokaal
of anders op het pas verworven
dispuutshuis, waar de kelder
goed gevuld was met
kwaliteitswijnen. Eén van deze
leveranciers, Joop van de Kant,
kon het erg goed vinden met het
dispuut en werd al snel
huisleverancier. Behalve wijn
leverde dit ook regelmatig
lucratieve bijbaantjes op, zoals
het bottelen van wijn en het
schenken bij proeverijen in het
pas geopende 'Le Bistro' in de
Juliana van Stolbergstraat.
Daarnaast heeft hij vele jaren
met alle plezier de nieuwe leden
de nodige wijnkennis en wijsheid
bijgebracht, tot hij het te druk
kreeg met zijn zaken en
wijnmuseum genaamd Maison du
Vin. Zijn inzet voor het dispuut
werd dan ook beloond met de
eretitel 'Mimir, hoeder van de
bron der wijsheid'.
In de jaren zeventig waren er zo
gezegd een paar stromingen te
vinden in het dispuut. De
traditionelen, die het graag bij
het oude wilden laten. Deze
groep was eigenlijk gewoon 10
jaar te laat geboren en
realiseerde zich dat ook wel
diep in hun hart. En de tweede
groep waren de hervormers, die
inmiddels het licht gezien
hadden. Velen hiervan waren zeer
actief geweest binnen Olof,
bijvoorbeeld als Censor, maar
vonden dat de vereniging en het
dispuut zich op meer
maatschappelijk relevante zaken
moesten richten. Omdat Olof dit
pad niet op wilde, keerden deze
leden zich heel expliciet af van
de vereniging. Als derde groep
mensen had men de ware
zeventigers, gekenmerkt door
pragmatisme. Olof was zeker
handig want het bier was er
goedkoop, bovendien leverde het
ook nieuwe kandidaatleden. Een
erg kneiterige gedachte
natuurlijk. Als er maar
voldoende Odinezen lid bleven
van Olof, was er dus niets aan
de hand. Het Oloflidmaatschap
werd niet meer als
vanzelfsprekend ervaren. Het zal
niet verwonderen dat dit alles
het imago binnen de vereniging
niet ten goede deed. Veel
ouderejaars waren getrouwd of
woonden samen en de vrouwen
selecteerde vrolijk mee bij het
selecteren van kandidaatleden.
Vergaderingen bleven echter wel
traditioneel met 'punt van orde'
en het correct aanspreken van
'Meneer de Hermod'. Ondanks de
traditionele vergaderingen
ontsond er wel een nieuwe
functie in deze vergadering
genaamd C.M.R.K. en ook de
prestatiebeker voor (oud)leden
die een kind kregen deed zijn
intrede. |
Aan het begin van het nieuwe
decennium waren de lange lokken
van de seventies afgeworpen en
kon het dispuut met frisse moed
aan de jaren '80 beginnen. Veel
Odinezen liepen tegen het einde
van hun studietijd en in het
post-lustrumjaar vond er dan ook
een kleine exodus plaats van
afgestudeerde leden. Het verlies
werd echter in de jaren '84 en
'85 ruimschoots goedgemaakt door
een grote aanwas van nieuwe
leden. De verjongde club ging zo
het MTV-tijdperk in en bloeide
weer. In de jaren negentig kwam
de overheid met het OV en
studenten werden ineens heel
mobiel. Het dispuut bezocht veel
dispuutsactiviteiten met name in
Eindhoven en Nijmegen en er werd
'per ongeluk' binnengewandeld
bij het UVSV waarna een pas van
de Wooloomoloo snel gemaakt was.
In de jaren negentig bleken niet
alleen commissies binnen olof
aantrekkelijk maar werd er
enkele keren ook iets voor een
studievereniging gedaan. Het
bleef natuurlijk slechts bij
enkele keren aangezien de band
van een dispuut vele malen
sterker is.
Nog altijd kijkt het dispuut
terug op deze heuglijke en
traditievolle geschiedenis en
het dispuut drinkt naast het
goudgele vocht nog altijd graag
een glaasje wijn. Binnen het
CCT wordt de functie van
Vinorum nog steeds steevast vervuld door
een Odinees. Deze goddelijke
drank is immers niet voor
iedereen weggelegd om te
drinken.
Bois du vin et de la
bonne-science et moques-toi de
tout le reste. |
|
|
|
|
|
|
|